Extra zorg
Overzicht pagina
- Leerlingvolgsysteem
- Leerling-dossier
- Leerling-besprekingen
- Interne begeleiding
- Remedial teaching
- Schoolmaatschappelijk werk
- Logopedie
- Onderwijsbegeleiding
- Passend Onderwijs
- Ondersteuning voor het jonge kind
- Doubleren of versnellen
- Dyslexie
- Onderwijskundig rapport
- Jeugdgezondheidszorg
- Langdurig zieke kinderen
- Arrangementen
1. Leerlingvolgsysteem
Vanaf het moment dat het kind bij ons op school komt tot het in groep 8 de school verlaat, wordt het intensief begeleid. Per kind wordt een dossier bijgehouden van de ontwikkelingen.
Op deze manier kan snel en adequaat worden gereageerd wanneer zich problemen voordoen.
De resultaten van de kinderen worden gemeten op basis van observaties, de zogenaamde methodegebonden toetsen en van de onafhankelijke toetsen. De onafhankelijke toetsen zijn van het Cito. Al de toetsen van het Cito vormen samen het Leerlingvolgsysteem (LVS).
Bij de kleuters volgen wij de ontwikkeling met het observatiesysteem “KIJK!”.
De observatie omvat de volgende onderdelen:
- motoriek
- visuele waarneming
- auditieve waarneming
- visueel geheugen
- auditief geheugen
- taalgebruik en taalbegrip
- taal-denken
- rekenbegrip
- sociaal/emotionele ontwikkeling
Het is een werkwijze waarmee wij:
- de ontwikkeling van de kleuters in kaart brengen,
- een daarop afgestemd aanbod kunnen aanbieden,
- monitoren wat het effect daarvan is op de ontwikkeling van de kinderen.
Van elk kind wordt een KIJK!-registratie gemaakt. In de periode vóór de registratie wordt geobserveerd, genoteerd en gereflecteerd.
Als er n.a.v. de KIJK-registratie het noodzakelijk is om de ontwikkeling van een kind nader te bekijken, dan verzamelen wij aanvullende (toets)gegevens. Er zijn verschillende hulpprogramma's beschikbaar, om het kind in zijn/haar ontwikkeling te kunnen ondersteunen.
Cito-toetsen
Vanaf groep 3 worden de volgende toetsen van het Cito afgenomen:
- AVI-toets gr 3 t/m 8
- Drie Minuten Toets gr 3 t/m 6
- Begrijpend Lezen gr 4 t/m 8
- Spelling gr 3 t/m 8
- Rekenen en Wiskunde gr 3 t/m 8
- Entreetoets gr 7
- Eindtoets gr 8
Het LVS wordt via een groepsdossier bijgehouden. Middels grafieken worden de vorderingen in kaart gebracht. Bij uitval kan op klassenniveau worden bekeken wat er nodig is om het kind weer op niveau te krijgen.
Omdat de Cito-toetsen op veel scholen worden gebruikt, geeft de uitslag een duidelijk beeld van het niveau van het kind ten opzichte van de normgroep. Maar de uitslagen geven ook een indicatie van het niveau van het gegeven onderwijs. De uitslagen worden door de inspecteur van onderwijs dan ook gebruikt om de kwaliteit van de school te meten.
2. Leerling-dossier
Van elk kind wordt een leerling-dossier bijgehouden. In dit dossier worden de gegevens, vorderingen en toetsen van het kind verzameld. Zo worden verzamellijsten voor de rapporten, handelingsplannen, observaties, verslagen van oudergesprekken en van leerling-besprekingen (zie 5.1.3) opgeslagen. Ook als er speciale onderzoeken door leerkrachten of externe instanties verricht zijn, worden de gegevens opgeborgen in het leerling-dossier.
3. Leerling-besprekingen
Twee keer per jaar houdt de IB’er groepsbesprekingen met alle groepsleerkrachten. Alle leerlingen uit de klas worden hierbij besproken. Bij leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, wordt bekeken wat het probleem is, wat er reeds gedaan is en wat er in de toekomst aan kan worden gedaan. Dit alles wordt vastgelegd en meegenomen in het groepsplan voor de komende periode. Naast groepsbesprekingen kan een leerkracht een leerling-bespreking aanvragen. Bij leerling-besprekingen worden de kinderen die extra ondersteuning nodig hebben besproken met de IB’er.
4. Interne begeleiding
Op onze school zijn drie intern begeleiders (IB’er) werkzaam.
De taken van de IB’er zijn de volgende:
- Het controleren van het LVS
- Het opzetten en leiden van de leerling-besprekingen
- Het opzetten en leiden van groepsbesprekingen
- Het begeleiden van leerkrachten i.v.m. zorgkinderen
- Het onderhouden van contacten met ouders
- Het onderhouden van contacten met externe instanties als
- Onderwijs Advies
- GGZ
- Passend Primair Onderwijs Delflanden.
- Centrum voor Jeugd en Gezin
- schoolmaatschappelijk werk;
- het netwerk van IB’ers;
- de schoolarts;
- logopedisten
- Ambulante Begeleiders van het Speciaal Onderwijs.
- Op de hoogte zijn van nieuwe methoden en ontwikkelingen
- Overleg met de directie in het zorgteam. In het zorgteam worden de beleidslijnen op het gebied van de zorg uitgezet en geëvalueerd, worden toetsuitslagen besproken en worden leerlingen besproken.
- Deelnemen aan het managementteam
De IB-ers van onze school zijn:
Ina van den Heuvel, zij is er voor alle groepen 1/2 en de groepen 3 (Lint)
Mariëlle Koppen, zij is er voor de groepen 3 (ONP), alle groepen 4 en 5 en groepen 6 (ONP)
Brenda Wolf,zij is er voor groep 6 (Lint) en alle groepen 7 en 8
Contact: Ina van den Heuvel en Mariëlle Koppen
en Brenda Wolf
5. Remedial teaching
Sommige kinderen krijgen remedial teaching (RT) van een remedial teacher (RT’er) van buiten de school. In het belang van het kind werken wij altijd zo goed mogelijk samen met zo’n externe RT’er. Indien de ouders dat wensen, wisselen wij met de RT’er gegevens uit en stemmen de hulp op elkaar af.
6. Schoolmaatschappelijk werk
Aan onze school is sinds enkele jaren ook een schoolmaatschappelijk werker verbonden. Zij is in dienst van Stichting Kwadraad, het centrum voor psychosociale en maatschappelijke dienstverlening. Er zijn veel vragen van scholen waarop een schoolmaatschappelijk werker vanuit haar/zijn aanvullende deskundigheid antwoord kan geven.
Denk bijvoorbeeld aan:
- vragen van ouders over opvoeding
- pesten of gepest worden
- faalangst
- moeite hebben met sociale vaardigheden
- druk gedrag
De schoolmaatschappelijk werker heeft geregeld overleg met onze Intern Begeleider. Leerlingen waarover de school zich zorgen maakt worden besproken. Ook vragen of zorgen van ouders over hun kind worden besproken.
De schoolmaatschappelijk werker denkt mee over de mogelijke oplossingen en ondersteunt de leerkracht bij het uitvoeren ervan, adviseert en begeleidt ouders bij opvoedingsvragen en gedragsproblemen, kan hulpverlening aan kind en gezin opstarten of indien nodig verwijzen naar andere hulpverleningsinstanties, verzorgt voorlichting aan ouders en leerkrachten
De schoolmaatschappelijkwerker van onze school is Renate van den Brink.
Mocht u naar aanleiding van deze informatie vragen hebben of zou u graag een gesprek met haar willen over uw kind, dan kunt u contact opnemen met één van de Intern Begeleiders van de school: Ina van den Heuvel & Mariëlle Koppen of Brenda Wolf
7. Logopedie
Rond het vijfde levensjaar screent een logopediste van de GGD de leerlingen. Ouders wordt vooraf om schriftelijke toestemming voor deze screening gevraagd. Wanneer zij bijzonderheden opmerkt, worden ouders hiervan op de hoogte gesteld en evt. geadviseerd bij een logopediste onder behandeling te gaan of voorzien van tips voor oefening thuis.
Leerlingen van andere groepen kunnen eventueel op verzoek van de groepsleerkracht en/of de ouders worden gescreend.
8. Onderwijsbegeleiding
Indien wenselijk kunnen we bij externe instanties individuele onderzoeken aanvragen. Deze worden gedaan door een GZ psycholoog of een orthopedagoog. Hij onderzoekt kinderen, die door welke oorzaak dan ook moeite hebben met het onderwijsleerproces. Hij adviseert leerkrachten en ouders wat gedaan kan worden. Ook observeert hij op verzoek van de groepsleerkracht kinderen in hun klassensituatie. Bovendien geeft hij de groepsleerkracht handreikingen om te werken met een handelingsplan.
Een onderzoek door de externe instanties kan nooit plaatsvinden zonder schriftelijke toestemming van ouders.
9. Passend Onderwijs.
Onze school is aangesloten bij het samenwerkingsverband passend primair onderwijs Delflanden. Dit samenwerkingsverband bestaat uit de scholen in de gemeenten Delft, Lansingerland, Pijnacker - Nootdorp en vanuit de gemeente Midden-Delfland de scholen in Den Hoorn en Schipluiden. Ook de scholen voor speciaal basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs die vallen onder cluster 3 en 4 zijn hierbij aangesloten.
De scholen die vallen onder cluster 1 en 2 worden landelijk georganiseerd en krijgen een aparte financieringsroute.
Het bestuur van het samenwerkingsverband wordt gevormd door vertegenwoordigers van alle aangesloten schoolbesturen.
Elk kind heeft recht op goed onderwijs. Ook kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Het kabinet wil dat zoveel mogelijk kinderen naar een gewone school in de buurt kunnen gaan. Want zo hebben ze de beste kansen op een vervolgopleiding en meedoen in de samenleving. Kinderen die het echt nodig hebben kunnen, net als nu, naar het speciaal onderwijs. Dat blijft.
Het samenwerkingsverband PPO Delflanden wil met scholen en ouders dit voor ieder kind realiseren.
Scholen hebben zorgplicht. Dat betekent dat scholen elk kind een passend onderwijsplek moeten bieden. Op de school waar het kind is aangemeld, eventueel met extra ondersteuning, of op een andere school in het regulier of speciaal onderwijs. In het samenwerkingsverband PPO Delflanden worden ouders van begin af aan betrokken en scholen gaan intensiever samenwerken. De extra ondersteuning wordt door de scholen binnen het samenwerkingsverband zelf georganiseerd. Waar dit niet mogelijk is, heeft het samenwerkingsverband PPO Delflanden afspraken met andere scholen en/of samenwerkingsverbanden.
Basisondersteuning.
De scholen hebben binnen het samenwerkingsverband PPO Delflanden afspraken gemaakt over de basisondersteuning. Basisondersteuning is wat iedere school aan ondersteuning gaat bieden. Voor ouders wordt de komende jaren hiermee helder wat zij kunnen verwachten van scholen.
Scholen en ouders kunnen gebruik maken van een helpdesk. Preventief ondersteuners zijn beschikbaar voor de scholen.
Speciale lesplaatsen.
Het blijft mogelijk om kinderen een onderwijsplek te blijven geven in het speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs. Binnen het samenwerkingsverband PPO Delflanden spreken we dan over speciale lesplaatsen.
Van ondersteuningsvraag naar arrangement/ speciale lesplaats.
Als blijkt dat kinderen meer nodig hebben dan basisondersteuning worden ouders betrokken bij het doorlopen van het gehele proces om te komen tot een arrangement of speciale lesplaats.
Samengevat gaat dit als volgt.
- Vaststellen of basisondersteuning wel of niet toereikend is.
- Lokale ondersteuningsadviseur van het samenwerkingsverband gaat hierover in gesprek met de school.
- De school is vanuit het leerlingvolgsysteem dat zij hanteren begonnen met de invulling van het groeidocument.
- Indien vastgesteld is dat het kind extra ondersteuning nodig heeft, worden er gesprekken gepland met ouders, basisschool, de lokale ondersteuningsadviseur en eventueel een andere expert.
- Bij een route naar een speciale lesplaats wordt ook een vertegenwoordiger van de school voor speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs uitgenodigd.
- Alle betrokken gaan samen een ontwikkelingsperspectief maken.
- Hierin wordt beschreven wat het kind nodig heeft om tot goed onderwijs te kunnen komen en op welke lesplaats dat het beste kan.
- Bij een arrangement op de basisschool waar het kind al zit, kan bij een goed samengesteld ontwikkelingsperspectief snel een besluit worden genomen.
- Bij een speciale lesplaats gaat het ontwikkelingsperspectief naar de toelaatbaarheidscommissie van het samenwerkingsverband. Deze beoordeelt het ontwikkelingsperspectief dat door alle betrokkenen gezamenlijk is gemaakt.
- Een toelaatbaarheidsverklaring zal, uitgezonderd bepaalde doelgroepen, altijd tijdelijk zijn. Met ouders en scholen wordt hierover altijd gesproken. Zij brengen hierover een advies uit.
10. Ondersteuning voor het jonge kind
Allereerst is het voor een goede ondersteuning, van begin tot eind, nodig om de beginsituatie van een kind te weten. Daarvoor houden de leerkrachten wanneer het kind ongeveer één maand op school is een intakegesprek met de ouders van elk nieuw kind. Dit werkt naar twee kanten: de ouders krijgen alle actuele informatie en kunnen vragen stellen. Tevens krijgen wij als school de informatie over het kind, die nodig is om het kind dát te bieden wat het nodig heeft. Deze informatie krijgen wij door het samen met de ouders een intakeformulier in te vullen, waarin vragen opgenomen zijn m.b.t. de emotionele en lichamelijke ontwikkeling van het kind.
11. Doubleren of versnellen
Afhankelijk van de geboortedatum kan het een paar maanden langer of korter zijn, maar verreweg de meeste kinderen doorlopen de basisschool in 8 jaar. Er zijn echter ook wel eens kinderen die meer tijd nodig hebben dan andere kinderen. Soms kan de school besluiten dat dat kind dan een keer moet doubleren (blijven zitten). Dat doen wij natuurlijk pas nadat we daarover meerdere keren met u over hebben gesproken. Het komt ook voor dat een kind juist heel snel ontwikkelt. In dat geval kan de school besluiten een kind te laten versnellen (een jaar overslaan). Ook hierover hebben we dan eerst in overleg met de ouders.
De school beschikt over een beleidsdocument ‘doubleren en versnellen’. Daarin staat uitgewerkt welke criteria worden gehanteerd en welke procedure wordt gevolgd bij het maken van deze keuzes.
Dit beleidsdocument ligt ter inzage bij de directie.
12. Dyslexie
Als school hebben we een poortwachtersfunctie wat betreft het signaleren van dyslectische kinderen. In dit hoofdstuk staat beschreven hoe onze aanpak is als we een vermoeden van dyslexie hebben.
Niet ieder kind leert in hetzelfde tempo en met evenveel gemak lezen en schrijven. Als een leerling na langdurige en intensieve oefening en begeleiding niet voldoende vooruit gaat met lezen en schrijven, kan er sprake zijn van dyslexie.
Dyslexie is een stoornis in het technische lezen en schrijven op woordniveau. Dyslexie is aangeboren en onafhankelijk van intelligentie. Het kan de schoolprestaties flink belemmeren. Bij een vroegtijdige diagnose en behandeling kunnen kinderen vaak een aanvaardbaar niveau van lezen, spellen en schrijven bereiken.
Een gespecialiseerd psycholoog/orthopedagoog kan met specifiek onderzoek vaststellen of het om dyslexie of een ander leesprobleem gaat. In sommige gevallen wordt onderzoek en behandeling vergoed door de gemeente.
Sinds 1 januari 2015 hebben gemeente zorgplicht voor alle vormen van jeugdhulp. Onder bepaalde voorwaarden geeft uw gemeente toestemming voor de diagnostiek en behandeling van dyslexie en vergoed zij de kosten hiervoor. De kosten voor dyslexieonderzoek en diagnose worden vergoed als:
- het kind basisonderwijs volgt en minimaal 7 jaar en maximaal 12 jaar is;
- de school eerst minstens twee periodes van zes maanden (drie keer per week 20 minuten) extra hulp heeft geboden;
- het kind met lezen E-scores blijft halen. Het mogen ook lage D-scores zijn, maar dan moeten de spellingsresultaten van uw kind E-scores zijn;
- het kind geen andere beperkingen heeft die nadelig kunnen zijn bij de behandeling van ernstig enkelvoudige dyslexie.
Om de kosten van de behandeling vergoed te krijgen, moet ernstige enkelvoudige dyslexie zijn vastgelegd volgens de daarvoor gestelde richtlijnen van het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie (NKD)
Behandeling na diagnose dyslexie
Tot nu toe is er geen vorm van behandeling of therapie bekend waarmee dyslexie volledig wordt opgelost. Wel kunnen kinderen met intensieve extra begeleiding vaak een aanvaardbaar niveau van technisch lezen en spellen bereiken. Als er ernstige enkelvoudige dyslexie is vastgesteld komt uw kind in aanmerking voor behandeling. De duur van de dyslexiebehandeling hangt af van de ernst. Maar ook van de inzet van het kind en de ouder(s)
- Een traject varieert meestal tussen de één en anderhalf jaar, waarbij een dyslexiespecialist met het kind wekelijks zo'n drie kwartier aan de slag gaat.
- Daarnaast is een voorwaarde dat ouders met het kind thuis extra oefeningen doen.
- De ouder(s) en de school worden geïnformeerd over de inhoud van de behandeling en worden betrokken bij tussentijdse evaluatiegesprekken.
- Bij de behandeling wordt gebruik gemaakt van symbolen en steunkaarten om kinderen de letters en spellingsregels te leren.
- De behandeling vindt plaats in de buurt van de school of op de school van het kind.
Dylexie gaat nooit over.Maar de behandeling bij kinderen heeft zeker een positief effect op hun lees- en spellingsvaardigheid. De behandelaar betrekt de ouders(s) en de school intensief bij de behandeling. Zowel bij lezen als bij spellen streven we naar één jaar vooruitgang ten opzichte van de start van de behandeling. Het kind herkent letters, woorden en klanken en het begrijpt wat er in de tekst staat. Bovendien weet het kind hoe het moet omgaan met de beperking. Het durft dyslexie op school bespreekbaar te maken en leerkrachten te vragen daarbij te helpen. Al met al groeit het zelfvertrouwen en neemt het leesplezier toe. Het vergroot de mogelijkheden en kansen tijdens de verdere schoolcarrière en in hun latere loopbaan.
Dyslexie kunnen wij op school niet diagnosticeren. Dit kan alleen gedaan worden door een orthopedagoog of een psycholoog. Als we bij de ontwikkeling van een kind merken dat het lezen of spellen achter blijft, dan zullen we te allen tijde eerst minimaal een half jaar werken aan het wegwerken van deze achterstand middels extra ondersteuning voor lezen en/of spelling in en buiten de klas. Na deze interventieperiode kunnen we vaststellen of de achterstand hardnekkig is of dat we een vooruitgang zien. Bij kinderen met dyslexie kunnen we spreken van een hardnekkig leerprobleem bij lezen en/of spellen. Indien de achterstand hardnekkig blijkt, adviseren we een onderzoek naar dyslexie.
Zodra er een vermoeden is van dyslexie, worden ouders direct betrokken. Ook de IB’er wordt betrokken. Samen bespreken we de ondersteuning en het handelingsplan dat we gaan uitvoeren. Na een half jaar vindt hier terugkoppeling van plaats. In dit gesprek stelt de IB’er ouders op de hoogte van het komende onderzoek. Ouders en school vullen een aantal vragenformulieren in. Na het onderzoek bespreken de onderzoeker, de ouders en de IB’er de resultaten.
De procedure voor een dyslexieonderzoek buiten school om verschilt niet wezenlijk van de hierboven beschreven aanpak, behalve dat het initiatief bij de ouders ligt.
13. Onderwijskundig rapport
Een onderwijskundig rapport wordt geschreven om informatie over een leerling aan een andere school of instelling te geven. Dit kan zijn een school voor voortgezet onderwijs, een andere basisschool, een school voor speciaal basisonderwijs.
14. Jeugdgezondheidszorg
De jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen van de GGD volgen het groeiproces van ieder schoolgaand kind. Dit gebeurt in aansluiting op de onderzoeken van de consultatiebureaus, voor kinderen van 0 – 4 jaar.
Samen met u willen we er toe bijdragen dat kinderen zich zo goed mogelijk ontwikkelen. Daarom wordt uw kind, gedurende de hele schoolperiode, enkele malen onderzocht.
Naast lichamelijk onderzoek komt ook een aantal andere dingen aan de orde. Want gezondheid is meer dan “niet ziek zijn”. Het betekent ook dat het kind thuis zonder problemen slaapt, eet, speelt, omgaat met broertjes en zusjes, luistert en zich aan regels houdt. Ook op school hoort een kind zich lekker te voelen: kunnen leren, vriendjes en vriendinnetjes hebben, niet gepest worden enz.
Al die zaken komen daarom naast de lichamelijke gezondheid van het kind aan de orde.
Wanneer wordt uw kind onderzocht?
In groep 1/2 onderzoekt de logopedist de kinderen op diverse aspecten van spraakontwikkeling, stemgebruik en mondgedrag.
In groep 2 worden alle kleuters onderzocht door de schoolarts. Er wordt lichamelijk onderzoek gedaan, waarbij gekeken wordt naar gewicht, ogen, oren, rug, houding en motoriek. Daarnaast wordt in een gesprek met de ouders dieper ingegaan op het gedrag en het sociaal functioneren van het kind.
In groep 7 geeft een jeugdverpleegkundige van de GGD een gezondheidsles in de klas. Daarna heeft zij een individueel gesprek met elke leerling en wordt een beperkt lichamelijk onderzoek uitgevoerd.
In het voortgezet onderwijs gaat het volgen van het kind verder. In klas 2 worden de kinderen nogmaals voor een onderzoek opgeroepen door de GGD.
De onderzoeken vinden in de loop van het schooljaar plaats. Voorafgaand aan alle onderzoeken krijgt u nadere informatie. Alle informatie die wij over uw kind hebben wordt vertrouwelijk behandeld. Wanneer er een probleem bij uw kind wordt geconstateerd, dan neemt de JGZ medewerker zo spoedig mogelijk contact op.
Heeft u zelf vragen over de gezondheid of de ontwikkeling van uw kind, dan kunt u vrijblijvend contact opnemen met de afdeling Jeugdgezondheidszorg van de GGD, 088-0549999
U kunt ook bij de GGD terecht voor voorlichting en adviezen over bijv. gezonde voeding, pesten, hoofdluis, seksualiteit, beweging, gebit en spraak.
15. Langdurig zieke kinderen
Als kinderen als gevolg van een ziekte voor langere tijd niet in staat zijn naar school te komen, dan zal de leerkracht van dat kind in overleg met de ouders zorg dragen voor begeleiding van het zieke kind. Dit om achterstanden zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
16. Arrangementen
De meeste kinderen doorlopen zonder noemenswaardige problemen hun schoolloopbaan in het regulier onderwijs. Een aantal leerlingen heeft (aanvullende) ondersteuning nodig in de onderwijsleersituatie binnen de huidige school. In de terminologie van passend onderwijs spreken we dan over basisondersteuning. In ons samenwerkingsverband zijn afspraken gemaakt over het niveau van basisondersteuning die elke school moet bieden.
Mocht die basisondersteuning niet voldoende zijn, dan is het voor scholen mogelijk om extra ondersteuning in de vorm van een arrangement of een toelaatbaarheidsverklaring voor een speciale lesplaats aan te vragen. Het gaat bij onderwijsondersteuning om de leerling, om de leraar die het onderwijs biedt, met de ouders als partners en het schoolteam/de afdeling als relevante partners. Met andere woorden, om de volgende vier vragen:
- Wat heeft het kind nodig?
- Wat heeft de leerkracht nodig?
- Wat heeft de school nodig?
- Wat hebben de ouders nodig?
Voordat voor een leerling een arrangement of een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) wordt aangevraagd, is er meestal een proces van (basis)ondersteuning aan vooraf gegaan.
In het samenwerkingsverband is besloten om te werken met een digitaal groeidocument. Het groeidocument ondersteunt de scholen en medewerkers van het bureau van PPO Delflanden bij het aanvragen en toekennen van een arrangement of het toekennen van een TLV. Het groeidocument is een gemeenschappelijk document. Het wordt door de intern begeleider en leerkracht samen met de ouders ingevuld en aangevuld. De externe ketenpartners zijn eveneens 'mede invullers'van het document. In het groeidocument wordt aangegeven dat de school een arrangement of een toelaatbaarheidsverklaring wil aanvragen.Dit kan variëren van lichte arrangementen en tijdelijke ondersteuning tot intensieve arrangementen voor langdurige en structurele hulp. Voor leerlingen die extra ondersteuning met behulp van een arrangement ontvangen wordt door de school, in overleg met de ouders, een ontwikkelingsperspectief (OPP) opgesteld.
Een onderwijsarrangement moet leiden tot optimale opbrengsten. Optimaal: wanneer de doelen zijn gerealiseerd die vooraf werden geformuleerd.